Het gedicht van De Neus

Mijn neus heeft mijn leven wat dikwijls verbitterd
Ik ben nooit nog geen ogenblik sportvrij geweest
Op 't welzijn van mijn neus wordt geklagd en gebitterd
De vrolijkheid heerst om mijn neus steeds het meest
Ik zou op een avond een cafe gaan bezoeken
Maar pas was ik op straat of mijn neus moest er aan
Kijk riep men, die hoeft naar zijn neus niet te zoeken Zo'n bonk in de pekel dan was ik voldaan
'n Diesntmeid die juist van de trappen af klom
riep hé wat neus, Critsene zielen wat een neus is dat